Hoe en waarom lees je interactief voor?
Interactief voorlezen vergroot het verhaalbegrip
Bij interactief voorlezen praat je voor, tijdens en/of na het voorlezen met de leerlingen over het verhaal of de tekst. Dit is waardevol als je samen met leerlingen bouwt aan de betekenis van een verhaal. Uitsluitend ‘overhoren’ om te bepalen of leerlingen wel goed luisteren (‘Waar woont de muis?’) is niet zinvol. Kleuters die interactief worden voorgelezen, gaan meer vooruit in woordenschat en verhaalbegrip dan leeftijdsgenoten bij wie dat niet gebeurt.
Denk samen hardop na over het verhaal
Met een introductie kun je leerlingen nieuwsgierig maken. Vertel heel kort iets over het boek en vraag leerlingen bijvoorbeeld: Waar denken jullie dat dit boek over gaat? Zou dit een spannend of grappig boek zijn? Ook kun je heel kort de inhoud duiden: ‘In dit boek moet Kees iets doen wat hij echt niet wil.’ Met een luistervraag kun je de aandacht van leerlingen richten: ‘Luister eens of je een mooie zin hoort.’ Luistervragen bespreek je na het voorlezen.
Begin bij kleuters
Kleuters kun je ook tijdens het voorlezen uitnodigen actief mee te denken over het verhaal en dit verbinden met hun eigen belevingswereld. Vraag je bijvoorbeeld eens hardop af hoe het verder zal gaan of hoe het kan dat personages in een bepaalde situatie zijn terechtgekomen. Je geeft leerlingen hiermee ook het voorbeeld hoe ze later als ze zelf lezen, bepaalde leesstrategieën (zoals voorspellen) kunnen gebruiken. Als leerlingen het voorgelezen verhaal zonder hulp kunnen volgen, laat je ze tijdens het voorlezen lekker luisteren en stel je alleen vragen voor en na het voorlezen.
Achterhaal samen de betekenis van moeilijke woorden
Tijdens je voorbereiding is het handig om alvast moeilijke woorden die belangrijk zijn om het verhaal te begrijpen, aan te kruisen. Je kunt deze tijdens het lezen zelf uitleggen of vragen of iemand weet wat het woord betekent. Je kunt dit afwisselen met hardop voordoen (‘modelen’) hoe je de betekenis uit de context haalt en hoe je eigen (voor)kennis kunt inzetten. Zo maken leerlingen alvast kennis met een belangrijke leesstrategie.
Houd het ongedwongen en interessant
Interactief voorlezen zorgt ervoor dat leerlingen betrokken raken bij het verhaal, zodat ze geboeid blijven luisteren en de verhaallijn kunnen volgen. Doe dit bij voorkeur op een ongedwongen manier die bij het boek, bij jou en de klas past.
Houd rekening met verschillen
Sommige leerlingen zijn al vertrouwd met interactief voorlezen en kunnen geconcentreerd luisteren en praten over het verhaal. Anderen willen onder het voorlezen honderduit vertellen over hun eigen ervaringen. Je kunt wel je waardering tonen voor hun inbreng, maar probeer toch dicht bij het verhaal te blijven. Bij leeszwakke leerlingen of leerlingen die veel moeite met concentratie hebben, werkt voorlezen in kleine groepen (3 – 5 leerlingen) het beste.