Met welke informele activiteiten krijg je zicht op tekstbegrip?
Praten, schrijven en observeren
Tijdens het lesgeven krijg je via informele activiteiten zoals leesgesprekken, tutorlezen en observaties zicht op de luister- en leesontwikkeling van je leerlingen. Je kunt daarbij diverse formatieve evaluatietechnieken gebruiken. Tijdens de instructie kun je bijvoorbeeld controleren of leerlingen jouw denken volgen door korte vragen te stellen (bijvoorbeeld ‘duim omhoog of omlaag als…’) en kinderen elkaar in tweetallen te laten uitleggen waarom. Als je ziet dat leerlingen ergens vastlopen, kun je dit samen met hen bespreken en passende vervolgacties kiezen.
Een lijst van evaluatietechnieken kun je vinden in het boek Grip op leesbegrip van Karin van de Mortel en Mariët Förrer (2013). We noemen hieruit enkele voorbeelden.
Met elkaar praten om zicht te krijgen op begrip
- Rijke vragen stellen aan elkaar en aan de tekst.
Een werkvorm waarbij vragen aanzetten tot geconcentreerd lezen en dieper nadenken. Antwoorden op dergelijke vragen zijn niet letterlijk in de tekst te vinden. - Navertellen
Een krachtige werkvorm waarbij leerlingen in eigen woorden tot de essentie van een tekst moeten komen. - Denken-Delen-Uitwisselen
Werkvorm waarbij leerlingen eerst hun antwoord bediscussiëren met hun maatje, voordat ze met de hele groep uitwisselen. - Het (diagnostisch) gesprek
Een werkvorm waarbij je een gesprek voert met een klein aantal leerlingen: zij verwoorden hun denkproces en jij geeft inhoudelijke feedback. - Staan en zitten (praten én schrijven)
Een werkvorm waarbij leerlingen individueel een antwoord op een vraag opschrijven, waarna enkele leerlingen hun antwoord voorlezen. Leerlingen met hetzelfde antwoord gaan zitten.
Met elkaar schrijven
- Samenvatten
Een werkvorm waarbij leerlingen stap voor stap leren om de essentie van een beluisterde of gelezen tekst weer te geven. Tekst- of grafische schema’s kunnen leerlingen ook ondersteunen bij het maken van een samenvatting. - Denken-Delen-Uitwisselen
Schriftelijke variant van de werkvorm hierboven, met bijvoorbeeld een opdracht als ‘Schrijf een samenvattende zin over deze alinea’. Duo’s of groepjes wisselen uit en presenteren klassikaal de beste variant. - Noteren wat je weet, wat je wilt weten en wat het antwoord is op je vragen
Leerlingen vullen na het lezen van een tekst een kolommenschema in: kolom 1: wat weten we al? kolom 2: wat willen we graag weten? kolom 3: het antwoord op onze vragen. - De Kaart
Op een kaartje schrijven leerlingen een aspect uit de tekst op dat ze heel goed begrepen hebben. Ze werken dat kort uit. Op de achterkant schrijven ze wat ze nog niet goed begrepen hebben. Dat formuleren ze in een vraag.