Hoe differentieer je tussen ouders?

Vier groepen ouders

Globaal zijn ouders als het gaat om lezen te verdelen in vier groepen, lopend van ouders zonder affiniteit met (voor)lezen tot en met ouders die enthousiast zijn over (voor)lezen:

  1. Ouders die zelf niet lezen, nauwelijks of niet voorlezen en niet of onvoldoende (voor)leesvaardig zijn. Deze ouders lezen nooit of minder dan één keer per maand voor aan hun kind(eren). Zij staan neutraal tegenover het nut van voorlezen of vinden dit niet nuttig.
  2. Ouders die zelf weinig lezen en weinig voorlezen, maar wel minstens één keer per maand. Zij vinden voorlezen enigszins nuttig en waarderen het met mate.
  3. Ouders die regelmatig zelf lezen en voorlezen, minstens één keer per week. Zij vinden voorlezen nuttig en leuk.
  4. Ouders die zelf graag en veel lezen. Dit is de groep enthousiaste voorlezers. Ze lezen (bijna) iedere dag voor en vinden dit nuttig en heel leuk.

Deze indeling maakt duidelijk dat je alleen met een aanpak op maat recht kunt doen aan de verschillen tussen ouders. Zo is een ouderavond over lezen en kinderboeken vooral zinvol voor de groep ouders die al enigszins geïnteresseerd is in (voor)lezen. Zeker voor de groep die niet of nauwelijks (voor)leest zul je meer of iets anders uit de kast moeten halen. Voor vrijwel alle ouders geldt dat concrete tips het beste werken (‘Bart vindt dit boek leuk, willen jullie het thuis uitlezen?’).

Verschil in achtergrond, verschil in aanpak

De gezinssituatie en achtergrond van ouders verklaart voor een groot deel de verschillen in houding ten opzichte van lezen en het (voor)leesgedrag. Oplossingen (of ‘interventies’) om ouders te ondersteunen in hun leesopvoeding zijn alleen effectief als ze in samenspraak met ouders tot stand komen. Bovendien moeten ze ouders de kans geven thuis op een positieve en affectieve wijze leesactiviteiten met het kind te ondernemen. Dwang en verplichting werken averechts.

Moeder leest kind voor.

De invloed van sociaal-economische status

Onder sociaal-economische status (SES) verstaan we de plaats die iemand heeft op de maatschappelijke ladder, waarbij opleidingsniveau, beroep en/of inkomen bepalend zijn. Deze status van ouders bepaalt in sterke mate de leesopvoeding. Vooral het ouderlijk opleidingsniveau is een belangrijke factor. Gemiddeld krijgen kinderen van ouders met een ‘hogere’ SES een intensievere (meer en beter) leesopvoeding dan kinderen van ouders met een lagere SES.

Als de nadruk bij interventieprogramma’s op (voor)leesactiviteiten ligt, profiteren kinderen van ouders met een lage SES minder dan kinderen uit gezinnen met een hoge SES. Dat komt omdat lage SES-ouders doorgaans minder vertrouwd zijn met interactief voorlezen en de soort gesprekken die je daarbij voert. Deze ouders kun je effectiever ondersteunen met taalactiviteiten die aansluiten bij dagelijkse bezigheden, zoals samen sokken sorteren en benoemen wat je doet, samen een boodschappenlijstje maken of praten over een kinderprogramma.

Ouders met een lage SES dan wel een andere culturele achtergrond voelen zich sneller geïntimideerd door school. De instructie over de interventie kan soms beter thuis plaatsvinden, door een ‘niet-bedreigende’ medewerker (bijvoorbeeld een sleutelfiguur met dezelfde sociaal-culturele achtergrond), of in een groepsgesprek.

Ten slotte is het belangrijk te benadrukken dat het hier over gemiddeldes gaat. Gemiddeld genomen hebben ouders met een lage SES  of laaggeletterde ouders meer moeite met een stimulerende leesopvoeding. Maar de verschillen binnen deze groep zijn groot.

Group Tip
Lees meer over de effecten van interventies voor gezinnen waar (voor)lezen niet vanzelfsprekend is in het rapport ‘Leesbevordering in gezinnen met weinig leescultuur’.
Group Tip
In gezinnen waar voorlezen niet vanzelfsprekend is, kan de VoorleesExpress uitkomst bieden. Een voorlezer komt twintig weken thuis om voor te lezen aan kinderen tot 7 jaar en betrekt ouders daarbij.

Meertaligheid

In een taalrijke gezinssituatie spelen, lezen, zingen en praten ouders en kinderen veel. Dat kan in het Nederlands, maar ook in een andere taal. Van alles wat kinderen leren in een andere taal dan het Nederlands profiteren ze in het Nederlandstalige onderwijs. Van een taalarm gezin is alleen sprake als ouders weinig praten met kinderen en deze achterblijven in hun taalvaardigheid en woordenschat ten opzichte van leeftijdgenoten.

Dus niet de thuistaal of meertaligheid, maar de (taal)activiteiten thuis zijn bepalend voor de taalontwikkeling van kinderen. Niet alle meertalige ouders zijn zich daarvan bewust. Ze willen hun kinderen Nederlands leren en kiezen er daarom voor met hun kinderen in het Nederlands te praten en voor te lezen. Maar als ze dit onvoldoende beheersen, doen ze hun kinderen op zowel cognitief als sociaal-emotioneel vlak te kort. Een rijk taalaanbod in de taal die ze wel goed beheersen, is de beste keuze. Als leerkracht kun je in een open gesprek met (een groep) ouders de thuistaalkeuze bespreken en toelichten wat het belang is van taalstimulering en de meerwaarde van meertaligheid.  

Wanneer er binnen een gezin geen of weinig taalaanbod in het Nederlands is, zijn er tal van mogelijkheden om jonge kinderen vertrouwd te maken met (correct) Nederlands. Dat kan buitenshuis, in de kinderopvang, maar ook door thuis digitale toepassingen te gebruiken, zoals de Voorleeshoek (luisteren naar boeken) en Bereslim (bekijken van geanimeerde prentenboeken)

Group Tip
Lees meer over het stimuleren van voorlezen in meertalige gezinnen in de brochure Kwestie van Lezen.

Belang van blijven voorlezen

Veel ouders lezen voor aan hun jonge kinderen. Zodra deze zelf kunnen lezen, neemt het voorlezen in rap tempo af. Als leerkracht kun je het belang van het thuis blijven voorlezen onder de aandacht brengen.

Ook kun je het gesprek aangaan over de manier van voorlezen aan jonge en oudere kinderen en de boekkeuze. Bij voorlezen is het belangrijk dat kinderen geboeid blijven. Hoe pak je dat als ouder aan in verschillende leeftijdsfases? Welke vragen kun je stellen? En hoe kies je als ouder samen met je kind boeken die aansluiten bij het (denk)niveau en de interesses van het opgroeiende kind?

Vaders en moeders

Vaak worden alleen moeders gestimuleerd (meer) voor te lezen thuis. Dat is een gemiste kans. De invloed van een voorlezende vader valt niet te onderschatten. Hoe meer vaders (voor)lezen, hoe meer hun zonen (én dochters) dat ook doen.

Vaders hebben bovendien soms een andere voorleesstijl en kunnen – in aanvulling op de leesopvoeding van de moeder – kinderen op eigen manier uitdagen om naar voorleesverhalen te luisteren en zelf te lezen. Als leerkracht kun je vragen naar het voorleesgedrag van beide ouders en vaders een steuntje in de rug geven door hun positieve invloed op het lezen van hun kinderen te benadrukken.

Ouders die hun kind willen helpen met technisch lezen

Er zijn altijd ouders die hun kind willen helpen met leren lezen. Het (technisch) leren lezen is een taak van de school. Wel kun je ouders erop attent maken dat voorlezen of samen lezen (uit een ‘samenleesboek’ of ‘toneelleesboek’) kinderen helpt om beter te gaan lezen.

Mochten ouders toch met AVI-boeken aan de slag willen, dan is het belangrijk dat ze hun kind uitsluitend positief bekrachtigen en alleen helpen met hints als een kind er echt niet uitkomt (‘Het begint met de letter…’). Voorlezen aan knuffels of huisdieren kan de drempel verlagen om thuis hardop te lezen.

Group Tip
Via een (gratis) bibliotheekabonnement hebben ouders en kinderen ook thuis toegang tot digitale boeken en luisterboeken.

Doorlezen in de zomervakantie

Vooral leerlingen die moeite hebben met lezen zijn gebaat bij doorlezen in de zomervakantie. Dit voorkomt dat ze een terugval in leesvaardigheid krijgen. Je kunt ouders en leerlingen motiveren ook in de vakantie met regelmaat (voor) te lezen en de Bibliotheek te bezoeken. Maar alleen als ‘vakantielezen’ een ongedwongen en plezierige routine wordt, is dit zinvol. Zomer- of vakantieleesprojecten bijvoorbeeld van de Bibliotheek, zijn hierbij een handig hulpmiddel.

Nieuwsbrief

Blijf op de hoogte en ontvang de nieuwsbrief van lezeninhetpo.nl