Hoe richt je het leesaanbod en extra begeleiding in?
Leesbegeleiding op vier zorgniveaus
Welke leesbegeleiding je een zwakke lezer aanbiedt, hangt af van de achterstand die een leerling heeft opgelopen. Op basis van observatie- en toetsgegevens bepaal je welke onderwijsbehoeften een leerling heeft, welke begeleiding nodig is en hoe intensief deze moet zijn. Overleg bij twijfel met de leesspecialist binnen de school.
De vier zorgniveaus beschrijven de aard en intensiviteit van deze begeleiding:
- Niveau 1: Goed leesonderwijs voor de hele groep.
- Niveau 2: Extra begeleiding in de klas door pre-teaching en re-teaching.
- Niveau 3: Begeleiding door middel van een specifieke interventie.
- Niveau 4: Diagnostiek en begeleiding door een externe instantie.
De school verzorgt de basisondersteuning, het onderwijsaanbod in de eerste drie niveaus. Dit wordt ook wel het drielagenmodel genoemd.
Het drielagenmodel voor leerlingen die moeite hebben met decoderen
In laag 1 leer je in groep 3 de hele klas de elementaire leeshandeling aan. Je houdt in de gaten welke leerlingen letters kunnen benoemen, zonder tijdsdruk woorden kunnen lezen en letters en eenvoudige woorden kunnen schrijven.
Leerlingen bij wie in de kleutergroepen al een risico op een leesachterstand is vastgesteld of bij wie je in groep 3 signaleert dat ze uitvallen op de decodeervaardigheid, bied je een intensiever aanbod (laag 2). Geef groepjes zwakke lezers vier keer per week minstens vijftien minuten pre-teaching en re-teaching: extra instructie, oefening en herhaling van de lesstof. Hierbij kun je werkvormen voor begeleid hardop lezen gebruiken, zoals voor-koor-zelf, papegaailezen en duo-lezen.
Bij enkele leerlingen zul je merken dat dit intensievere aanbod onvoldoende is. Zij krijgen een-op-een extra ondersteuning door een (gespecialiseerde) leerkracht in laag 3. Hiervoor kun je het interventie-programma Connect Klanken en Letters gebruiken, waarbij je werkt aan klankbewustzijn, de klank-tekenkoppeling en de elementaire leeshandeling. Daarnaast kun je het adaptieve computerprogramma BOUW! zowel preventief als remediërend inzetten.
Voor taalzwakke meertalige leerlingen kun je bovenstaande aanpak ook gebruiken, al hebben ze vaak meer en intensievere begeleiding nodig. Dit komt omdat ze minder ervaring hebben met de Nederlandse klanken en hun mondelinge woordenschat en taalbegrip in het Nederlands minder goed ontwikkeld zijn.
Het drielagenmodel voor leerlingen die moeite hebben met vloeiend leren lezen
Leerlingen ontwikkelen vloeiende leesvaardigheid door veel te lezen. In de eerste laag laat je leerlingen dan ook veel lezen. Het streven is twee bij hen passende boeken per maand. Zorg dat ze kunnen kiezen uit een ruime collectie en geef waar nodig boekadvies. Kennis van de interesses en de belevingswereld van leerlingen én het (actuele) aanbod van goede jeugdliteratuur is daarvoor belangrijk.
Leerlingen die minder makkelijk vloeiend leren lezen, bied je een intensievere begeleiding aan. Naast het aanbod uit laag 1 besteed je via pre-teaching en re-teaching aandacht aan lezen op woord- en tekstniveau. Doe veel voor (modeling) en begeleid hen tot ze het zelf kunnen (scaffolding). Daarnaast blijken werkvormen voor begeleid hardop lezen, luisterboeken en voorleessoftware effectief.
Aan leerlingen die – met de extra ondersteuning in laag 1 en 2 – onvoldoende vooruitgaan, geef jij of een gespecialiseerde leerkracht een-op-een minstens drie keer per week twintig minuten extra ondersteuning in laag 3. Programma’s die hiervoor kunnen worden ingezet:
- Tweede helft groep 3: Connect Woordherkenning
- Groep 3 en eerste helft groep 4 computerprogramma BOUW!
- Groep 4: Connect Vloeiend lezen.
- Groep 4 t/m groep 8 totdat ze AVI E4 bereikt hebben: RALFI.
- Groep 4 t/m groep 8 die wel al AVI E4 hebben behaald, maar toch nog ernstige leesvloeiendheidsproblemen hebben: RALFI light.
Daarnaast kunnen zwakke lezers er profijt van hebben als jullie schoolbreed de methodieken LIST en Focus op begrip gebruiken.
Als leerkracht of intern begeleider leg je de geboden hulp en interventies vast in een leerlingdossier. Mocht een leerling, ondanks hulp, niet vooruitgaan, dan kunnen jullie bekijken of er een onderzoek naar dyslexie of een taalontwikkelingsstoornis (TOS) nodig is.